Ik ben een geluksvogel, ik drink tijdens mijn werk namelijk koffie met iedereen. In een gemiddelde week krijg ik koffie van Christenen, Joden, Moslims, PVV-ers, Groenlinksers, expats, Surinamers en Hagenezen. Ik praat met kleuters, pubers, ouders, leraren, zorgverleners, directeuren en bestuurders. Allemaal mensen die anders zijn dan ik, met meningen die vaker niet dan wel lijken op de mijne.
Tijdens die koffie pel ik de meningen, de oordelen af. Die van mij en ook die van de ander. Onder die laag zit keer op keer dat wat bindt. De liefde voor de kinderen, de zorgen voor een school, maar vaak eigenlijk de zorg voor de gemeenschap, de ouders en de wijk. En steeds weer zijn de vragen eender. Ze gaan over het fijner hebben met elkaar, het leren samenleven, hoe moeilijk dat soms is.
We praten over kinderen die zoekend lijken, die plagen, pesten, vechten of zich juist verstoppen in de stilte. Over jonge mensen die met het getoonde gedrag eigenlijk vragen om verbinding, om gezien worden door de grote mensen. Samen pluizen we uit wat er nodig is om irritaties en onbegrip over dit lastige gedrag om te zetten naar positieve bekrachtiging en groei.
Koffie drinken is daardoor voor mij eigenlijk bouwen aan de samenleving. Bouwen aan de toekomst van kinderen, aan bruggen tussen volwassenen en stiekem ook bouwen aan mijn eigen begrip voor een ieder om mij heen. En ja, overal smaakt die koffie net wat anders, soms zoet, soms bitter, soms lafjes, vaker sterk. Juist dat verschil mogen proeven in dat zelfde drankje, het mogen horen in de verhalen erbij, dat is wat van mij een geluksvogel maakt.