Vandaag heb ik een druk hoofd. Mijn hoofd denkt en broedt. Ik probeer iets uit te vinden. Iets te begrijpen. Iets te veranderen. Alleen snap ik het gewoon nog niet zo goed. Het zindert, het wil er uit. Het denken komt door gisteren. Er viel bij mij, zogezegd, een kwartje op zijn plek. Alleen wel met heel veel kabaal, op volle sterkte. Het zal voorlopig nog wel even gonzen, iets ontdekken kost nou eenmaal tijd.
Om mijn zinnen wat te verzetten las ik wat gedichten. Deze vond ik mooi, ook al weet ik eigenlijk niet eens of ik het begrijp:
Het woord voor leeuw, Esther Jansma, uit: Waaigat, 1993
Met mijn tochtende mond vol tijd,
waaigat, roep ik het dier en hij komt.
Hij komt over de deinende brug van mijn tong,
de boog van een arm die zich heft
boven water, dan wijkt en zinkt
tot spiegeling. Het woord voor leeuw
kromt en strekt zich, stijgt, krimpt.
Papier door vuur verteerd; geen woord
is groot genoeg voor zoveel
onbehouwen rood en goud.
Hij loopt niet, hij doodt afstanden.
Zijn schreeuw komt uit een buik van grond,
is instorten, dodelijk verschuiven.
Hij likt mijn tong stuk met zijn tong,
wrijft tegen de spijlen van mijn mond.