Vergaand land, klaar om opnieuw gevonden te worden.
Niets, zo gebogen als het hout van paal nr.6.
De Scholver speurt, hij loert, hij zoekt de geur
van die ene vis daar verder in het nat.
Het natte land zakt dieper in het slek,
geen man, geen vrouw, alleen de gekromde splinters van het hout.
Het zilte water neemt, ontlijft het land,
terwijl de Scholver zijn hongerige eenzaamheid vult.
