Als het licht valt.

Het licht valt tussen de rand van dag en nacht. Een laatste groepje boerenzwaluwen vliegt hoog over elkaar. Deze zomer is al oud. In de lucht hangt de geur van warme potgrond, dampende aarde zachtjes verwarmt door de zon. Het is van Boer. Ze ziet hem rijden op het land. Hij heeft valse hoop op regen, ze ziet het aan zijn verstrakte fanatieke blik. Hij rijdt voor de zekerheid wat extra mest rond. Daar gaat hij, weer een rondje vol met stront. 

Soms drinkt ze een kop koffie met hem op het land. Ze zeggen niets. Nippen koffie, halen adem, dat is alles wat er is. Vragen stellen doet hij niet, de nieuwsgierigheid is verdwenen na zijn eerste vraag. Ze gaf geen antwoord, nu wachten ze samen of het ooit nog komt.

Ze gaat zitten aan de rand van de weg, tuurt naar de acrobaatjes in de lucht. Zo kwetterend en vrolijk, opgetogen voor de lange reis naar Afrika. Zwaluwen reizen mee met de zomer, kennen winter niet. Weten niet hoe het voelt als botten kraken, krimpen van de kou. Weten niet hoe ogen knijpen tegen wind en winterlicht. Weten niets van de stilte tussen haar en Boer die in de winter strenger wordt.

Dan valt het laatste stukje licht in haar schoot, een warm bolletje vult haar handen, zachtelijk ontastbaar. Ze bewaart haar adem, een vleugje wind en de kleine zwaluw vliegt weer op. In haar hand alleen nog een wit donzig veertje, een klein monument voor het vallen van het zomerlicht. 

Voor haar blijft Boer maar rijden met zijn mest, tevergeefs, dat weet hij ook. Voorzichtig staat ze op, het veertje gloeiend in haar vuist. Ze zwaait naar hem, een kleine glimlach in haar ogen. Morgen brengt ze hem niet alleen koffie maar ook het antwoordt in haar hand.

Leuk dat je wil reageren!

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.