Ze beweegt als de wind. Draaiend danst ze waar haar voeten gaan, schijnbaar doelloos, volgestopt met onbevangen richting. Terwijl ik zittend op mijn bankje als een oude eik haar deinen volg.
Haar dansen doet mij strammer lijken. Toch herkennen we elkaar in de korte twinkeling van onze ogen. Dat wat ik al weet en zij nog leren zal bestaat niet meer. Haar blik geeft mijn botten even wat nieuw leven. Mijn stok begint te tikken op het ritme van haar voeten.
Op de aarde aan mijn voeten ligt een tapijt van glanzende hagelsteentjes. Ze hebben een scherpe breekbaarheid waar mijn voeten niet meer tegen bestand zijn. Toch sta ik op om met haar te dansen. Langzaam kleuren mijn ijzige wangen van grijs naar rood.
Mijn naam is winter, zij is de lente. We dansen, draaien, kolken en zachtjes geef ik mijn laatste restje tijd aan haar.

Mooooi!
Wat prachtig geschreven!
Bedankt!
mooi!